Altsaxofoon Solo
Altsaxofoon + ...
Voor beginners
Componisten

Arrangement voor: Altsaxofoon Piano

Compositie: Choral varié, Op.55 (Choral Varie, Op.55)

Componist: d'Indy Vincent

Download gratis partituren:

For Alto Saxophone and Piano. Complete Score and Alto Saxophone (E PDF 0 MB
Wikipedia
Paul Marie Théodore Vincent d'Indy (Parijs, 27 maart 1851 - aldaar, 2 december 1931) was een Franse componist, muziekpedagoog en muziektheoreticus.
D'Indy was afkomstig uit een Zuid-Franse adellijke familie in Vivarais (Ardèche). Omdat zijn moeder bij zijn geboorte overleed, kreeg hij op advies van zijn grootmoeder, gravin Rézia d'Indy, van 1862 tot 1865 privélessen voor piano bij Antoine François Marmontel en diens assistent Louis Diémer. Ook zijn oom Wilfrid d'Indy, zelf een amateurcomponist, maakte hem vertrouwd met de muziek. In 1865 kreeg hij verder les bij Alexandre Lavignac voor compositie en harmonieleer.
Na de school studeerde hij eerst rechten, maar hij koos al spoedig voor de muziek. Hij speelde piano, cello, cornet en slagwerk en werkte in verschillende orkesten. Na de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871) publiceerde hij zijn eerste composities. Samen met zijn vriend Henri Duparc bestudeerde hij de partituren van Hector Berlioz en Richard Wagner. D'Indy's composities zijn sterk beïnvloed door Wagner. Hij was in 1876 te gast bij de eerste Bayreuther Festspiele en volgde de hele Ring des Nibelungen. In 1887 studeerde hij de eerste uitvoering van Wagner's Lohengrin in Parijs in. Ook onderging hij grote invloed van de werken van Johann Sebastian Bach. Door zijn vriend Duparc leerde hij ook César Franck kennen en werd hij diens leerling.
Van 1873 tot 1875 studeerde hij aan het Conservatoire de Paris. In 1875, het jaar waarin hij zijn nicht Isabelle de Pampelonne huwde, werd hij organist van de kerk St. Leu-La-Foret in Parijs, 2e paukenist in het orkest van Édouard Colonne en tot 1878 koordirigent van de Concerts Colonne. Deze periode was belangrijk voor hem, omdat hij praktische ervaring kon krijgen voor zijn latere orkestrale composities. In 1886 had hij groot succes met zijn Symphonie sur un chant montagnard français voor orkest met piano en het dramatisch oratorium Le chant de la cloche, waarmee hij een compositieprijs van de stad Parijs won.
Nadat César Franck in 1890 was overleden was D'Indy zijn opvolger als voorzitter van de Société Nationale de Musique. Zijn plannen tot hervorming van het conservatorium van Parijs werden niet goedgekeurd en dat was een van de redenen om in 1894-1896, samen met Charles Bordes en Alexandre Guilmant in samenwerking met een groep kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, de Schola Cantorum de Paris te stichten. Van 1900 tot zijn dood in 1931 was hij directeur van dit particuliere conservatorium. Zijn leerdoelen voor een hoger muziekinstituut publiceerde hij in 1903 in de vierdelige Cours de composition musicale, gebaseerd op de opleiding van César Franck, de integratie van de muziek van Bach en Beethoven en de herontdekking van de oude muziek zoals die van Palestrina, Monteverdi, Rameau en het gregoriaans. In 1895 begon hij met Charles Bordes en Camille Saint-Saëns aan de uitgave van het complete oeuvre van Rameau, een werk dat in 1918 werd afgerond. Ook van Monteverdi's opera L'Incoronazione di Poppea verzorgde hij een nieuwe uitgave. In zijn biografie van César Franck (1906) geeft hij door een analyse van een aantal van diens werken tevens een beginselverklaring voor zijn eigen componeren.
Na de succesvolle premières van zijn opera's Fervaal (1897) en L'Étranger (1903) en belangrijke orkestwerken, zoals de Istar-Variaties (1896) en de Tweede Symfonie (1903), werd hij bij een breder publiek bekend. Hij ontwikkelde zich tot een woordvoerder van de tegenspelers van Claude Debussy en het opkomende impressionisme in de muziek. Hij gaf te kennen dat Debussy's muziek een mode was die snel zou overwaaien. Toch hebben veel van zijn eigen composities, zoals Jour d'été à la montagne (1905), vergelijkbare tendensen.
Naast zijn werk als docent aan de Schola Cantorum was hij van 1912 tot 1929 ook professor aan het Conservatoire national supérieur de musique in Parijs. De latere orkestwerken Poème des rivages (1921) en Diptyque méditerranéen (1926) en kamermuziekwerken als het Pianokwintet (1924) zijn qua karakter wat helderder en hij beweegt zich daarin naar het lichtere neoclassicisme. Tot zijn talrijke leerlingen behoren Albert Roussel, Albéric Magnard, Joseph Canteloube (die ook een boek over hem schreef), Arthur Honegger, Darius Milhaud, Leevi Madetoja (slechts één les wegens ziekte van D'Indy), Joaquín Turina, Victor Vreuls, Erik Satie en Edgar Varèse. De laatstgenoemde twee baanbrekende componisten waren zijn lessen al snel ontgroeid. Zij maakten hem tot mikpunt van spot. Dat heeft de toon bepaald van veel oordelen over D'Indy (zoals dat van Pierre Boulez), maar in de 21ste eeuw is toch een kentering gaande en wordt steeds meer zijn belang ingezien.
Vincent d'Indy was een gecompliceerde, omstreden en misschien ook onbegrepen figuur. Over hem kan niet eenduidig worden geoordeeld. In zijn geschriften nam hij een chauvinistische, militaristische en antisemitische houding aan, die zich ook in zijn opera La légende de Saint Christophe (1908-1915) en het programma bij de Derde Symfonie "Sinfonia brevis de bello gallico" (1916-1918) weerspiegelt. In de Dreyfusaffaire was hij een geharnast tegenstander van Émile Zola en stond daarmee lijnrecht tegenover zijn al even principiële leerling Albéric Magnard, die hem niettemin bewonderde. Toch was hij minder reactionair dan men hieruit zou concluderen. Hij verfoeide het conservatisme van een componist als Théodore Dubois. Hij nam een strenge houding aan jegens zijn vele studenten, maar tegelijk stimuleerde hij hun ontwikkeling waar hij maar kon. Ondanks zijn antisemitische opvattingen was hij door levenslange vriendschap verbonden met de joodse componist Paul Dukas, die hij zeer ondersteunde. In een deel van zijn werken (zoals de Vioolsonate in C uit 1904) toont hij zich een bijna dogmatisch aanhanger van het cyclisch principe van Franck, maar hij stond (bijvoorbeeld in Jour d'été à la montagne uit 1905) meer open voor het impressionisme dan hij zelf wilde toegeven.