Snaarinstrument Solo
Snaarinstrument + ...
Voor beginners
Componisten

Arrangement voor: Contrabas Snaarinstrument

Compositie: Double Bass Concerto No.2 in B minor

Componist: Bottesini Giovanni

Arrangeur: Isaac Trapkus

Download gratis partituren:

For Double Bass and Strings. Double Bass solo PDF 0 MBFor Double Bass and Strings. Double Bass solo (version with all slurs removed) PDF 0 MBFor Double Bass and Strings. Double Bass solo (version with only notes) PDF 0 MB
Wikipedia
Giovanni Bottesini (Crema, 22 december 1821 — Parma, 7 juli 1889) was een Italiaans componist van klassieke muziek. Ook trad hij op als dirigent en hij was een virtuoos op de contrabas.
Bottesini werd geboren in een muzikale familie. Zijn vader Pietro speelde klarinet en componeerde ook, al heeft hij niets van blijvend belang geschreven. In 1831 kreeg de jonge Bottesini les van de priester Carlo Cogliati, die hem viool en altviool leerde spelen. Bottesini zong ook als jongenssopraan in het kerkkoor van Crema en speelde soms pauk bij muziekuitvoeringen.
In 1835 wist Bottesini’s vader voor zijn zoon een plaatsje te bemachtigen op het conservatorium in Milaan, het tegenwoordige Conservatorio Giuseppe Verdi. Voor de studie was wel een stipendium nodig. In dat jaar waren alleen nog stipendia beschikbaar voor de studies fagot en contrabas. Het werd contrabas.
Bottesini hoopte aanvankelijk dat hij op een gegeven moment zou kunnen overstappen op de viool, maar liet dat plan varen toen bleek dat hij een van de beste contrabasstudenten was. Naast contrabas als hoofdvak koos hij als bijvakken piano, muziektheorie en compositieleer. Bottesini voltooide de studie, waarvoor zes jaar stond, in vier jaar. Het conservatorium kende hem een prijs van 300 frank toe voor zijn solospel op de contrabas. Een deel van het geld gebruikte hij om het instrument te kopen dat zijn hele leven zijn favoriet zou blijven: een contrabas gebouwd door Carlo Antonio Testore in 1716.
Na zijn afstuderen in 1840 begon Bottesini aan een tournee als solobassist, die hem langs de concertzalen van Crema, Triëst, Brescia, Milaan en Wenen voerde. De tournee was een groot succes, waarschijnlijk niet in de laatste plaats omdat een contrabas als solo-instrument niet zo gebruikelijk was en daarom veel publiek trok. Zijn optredens leverden hem de bijnaam ‘de Paganini van de contrabas’ op.
Na deze tournee keerde Bottesini terug naar Italië, waar hij zich bekwaamde in het contrabasspel in een orkest. Hij begon in het operaorkest van Brescia en stapte later over naar het orkest van het Teatro San Benedetto in Venetië. Daar leerde hij de componist Giuseppe Verdi kennen; het werd het begin van een levenslange vriendschap.
In 1846 ging Bottesini naar Milaan, waar hij samen met de violist Luigi Arditi een nieuwe tournee plande. De toer begon in Turijn en eindigde in Voghera. Daar maakten de beide musici kennis met een impresario, die hen uitnodigde voor een optreden in het Teatro Tacón in het Cubaanse Havana.
Op Cuba, toen nog een Spaanse kolonie, trad Bottesini behalve als contrabassist ook op als dirigent van het Teatro Imperial, het operahuis in Havana. In 1847 schreef hij zijn eerste opera Christoforo Colombo, die hij zelf dirigeerde. In de pauze tussen de twee akten van de opera stapte hij met zijn contrabas het toneel op en improviseerde hij op de thema’s van de muziek, tot groot enthousiasme van het publiek.
Vanuit Havana reisde Bottesini een paar maal naar Mexico en de Verenigde Staten, waar hij ook optrad. In 1849 reisde hij naar Engeland, waar hij onder andere optrad in het theater aan Drury Lane in Londen.
In de volgende jaren was hij vrijwel permanent op reis. Hij volgde de zangeres Henriette Sontag op een tournee naar Mexico-Stad, waar hij optrad als kapelmeester in haar begeleidingsorkest. Na de plotselinge dood van Sontag in juni 1854 was hij ineens werkloos. Hij nam het initiatief tot de oprichting van een conservatorium in Mexico-Stad en nam deel aan een prijsvraag voor een volkslied voor Mexico. Zijn inzending werd niet gekozen, maar op 15 september 1854 dirigeerde hij wel de première van Mexicanos al grito de guerra, het gekozen lied op een melodie van Jaime Nunó.
In de zomer van 1855 leidde hij in Parijs samen met Hector Berlioz een orkest met een internationale bezetting, dat speciaal voor de Wereldtentoonstelling van dat jaar was samengesteld. In het jaar daarop vestigde hij zich in Parijs, waar hij twee jaar lang het orkest van het Théâtre Italien dirigeerde. In 1856 ging daar zijn tweede opera, L'assedio di Firenze, in première. Als contrabassist trad hij op voor keizer Napoleon III.
In de jaren zestig van de 19e eeuw speelde en dirigeerde Bottesini in bijna alle grote steden van de Duitse Bond, Italië en Scandinavië en bovendien in Monaco, Lissabon, Madrid en Barcelona. In 1866 trad hij in Sint-Petersburg op aan het hof van tsaar Alexander II en in 1873 in Istanboel voor sultan Abdülaziz. Hij kwam regelmatig in Baden-Baden, destijds een van de belangrijkste centra van het Europese muziekleven. Hij was daar ook in 1870, toen de Frans-Duitse Oorlog uitbrak, en werd uitgewezen toen hij had laten blijken dat hij aan de kant van Frankrijk stond. Daarna kwam hij nog maar zelden in Duitsland.
Na een kort verblijf in Londen werd Bottesini in mei 1871 op voorspraak van Verdi benoemd tot leider van de Kedivische Opera in Caïro (kedive was de titel van de onderkoning van Egypte). Bottesini kwam daar meteen voor de uitdaging te staan om de opvoering van Verdi’s opera Aida voor te bereiden. Een speciaal probleem daarbij was dat vele kostuums en rekwisieten uit Parijs moesten komen, dat geteisterd werd door de Frans-Duitse oorlog en de daarop volgende Commune-opstand. Op 24 december 1871 ging Aida uiteindelijk in Caïro in première met Bottesini als dirigent.
Bottesini bleef tot 1878 in Caïro. In dat jaar moest de opera sluiten. Ismail Pasja, de onderkoning van Egypte, had zijn land vergaand gemoderniseerd, maar ook in de schulden gestort. Bottesini nam zijn oude beroep van rondreizende dirigent en contrabasvirtuoos weer op en vertrok naar Zuid-Amerika. Hij gaf concerten in onder andere Buenos Aires, Montevideo en Rio de Janeiro. In die laatste stad (destijds de hoofdstad van Brazilië) trad hij op voor keizer Peter II.
In de jaren tachtig van de 19e eeuw werd Bottesini wat minder reislustig. Hij verbleef vaker in Italië. Op bestelling schreef hij twee opera’s voor de Koninklijke Opera in Turijn. Op 3 november 1888 aanvaardde hij op voorspraak van Verdi de functie van directeur van het conservatorium van Parma. In het volgende jaar stierf hij echter op 67-jarige leeftijd, na een korte maar hevige ziekte. Hij werd begraven op het Cimitero della Villetta in Parma, hetzelfde kerkhof als waar Paganini ligt begraven.
De composities die Bottesini voor contrabas heeft geschreven, vormden een aanwinst voor het niet al te grote repertoire voor dat instrument en worden nog steeds enthousiast uitgevoerd door contrabassisten uit alle hoeken van de wereld. Het bijzondere van de werken van Bottesini is dat hij de meeste thema’s zelf bedacht heeft. Een enkele keer varieerde hij op een thema van een andere componist (en ook dan steeds op een originele manier), maar er is geen enkel stuk van hem bekend waarin hij een partij voor een ander instrument omwerkte voor contrabas.
Bottesini’s overige werken, en zeker zijn opera’s, zijn doorgaans in opdracht geschreven. De componist was bij het schrijven steeds bedacht op het effect dat het stuk straks tijdens de uitvoering zou opleveren. Deze composities waren geschreven voor het publiek, en voor subtiele wendingen en gedurfde harmonische experimenten was geen plaats. Voor Wagners concept van het Gesamtkunstwerk had Bottesini geen begrip.
Afgezien van de werken voor contrabas zijn Bottesini’s composities doorgaans geschreven voor gebruikelijke bezettingen. De orkestratie is soms schetsmatig gehouden, zodat een dirigent veel vrijheid heeft om het stuk op zijn eigen manier te interpreteren.
Van zijn opera’s heeft alleen Ero e Leandro (naar de mythe van Hero en Leander) repertoire gehouden. Zijn andere opera’s worden zelden of nooit meer uitgevoerd.
De invloed van Verdi op de opera’s van Bottesini is onmiskenbaar. Maar Bottesini heeft op zijn beurt ook invloed gehad op Verdi. In diens opera’s (in Otello bijvoorbeeld) en diens Requiem komen verschillende virtuoze contrabaspartijen voor.