Koor Solo
Koor + ...
Voor beginners
Componisten

Jules Massenet

Alle Composities

Composities voor: Koor

#Partijen voor: Koor

Partijen voor: Koor

Thaïs (Thai)
Wikipedia
Jules Emile Frédéric Massenet (Montaud (sinds 1855 deel van Saint-Étienne), 12 mei 1842 — Parijs, 13 augustus 1912) was een Frans componist, pianist en muziekpedagoog. Massenet was de productiefste en artistiek zowel als commercieel succesrijkste Franse operacomponist tussen 1870/71 en de Eerste Wereldoorlog, de belle époque van de Derde Franse Republiek. In vier decennia schreef Massenet meer dan 30 opera's, waarvan er 25 werden opgevoerd.
Massenet werd als jongste van elf kinderen in het officiersgezin van Alexis Massenet (1788-1863) en Adélaïde Royer de Marancour (1809-1875) geboren in Montaud bij Saint-Étienne. Alhoewel hij 10 oudere broers en zussen had, nam zijn moeder, zelf een pianiste, de tijd om Jules pianoles te geven.
Later studeerde hij solfège Augustin Savard, harmonie bij Napoléon-Henri Reber. Vanaf november 1861 studeerde hij compositie bij Ambroise Thomas en Charles Gounod.
Aanvankelijk schreef Massenet piano- en orkestwerken. In 1861 publiceerde hij zijn Grande Fantaisie de concert sur le «Pardon de Ploërmel», de Giacomo Meyerbeer voor piano. De orkestwerken zijn meestal minder bekend dan zijn opera's. Hij schreef diverse composities voor orkest - waarvan zijn zeven suites, onder andere de Scènes Alsaciennes, Scènes Pittoresques, Scènes Napolitaines en de Scènes de Féerie, de bekendste zijn. Hij schreef in 1870 een symfonie en in 1903 een pianoconcert, helemaal in de traditie van de 19 eeuw.
Massenet ging op elfjarige leeftijd naar het Parijse Conservatoire National Supérieur de Musique en studeerde aanvankelijk piano bij Adolphe Laurent. Het conservatorium stond alom bekend om zijn uitstekende en progressieve piano-afdeling, opgericht door Louis Adam en zijn leerling Friedrich Kalkbrenner, die de zogenaamde ‘jeu perlé’ methode introduceerde: arm stil houden en pols- en vingertechniek ontwikkelen met als doel om mooi helder en vooral virtuoos passagewerk te krijgen. Het werd het handelsmerk van veel Franse pianomuziek: mooie heldere toon en kristalhelder passagewerk. De hoogtepunten van het 'jeu perlé' zijn Debussy en Ravel.
Het pianoconcert van Massenet past geheel in deze traditie. In 1859 sloot Massenet zijn conservatorium studie af met een eerste prijs. Een mooie carrière als concertpianist zat er echter niet in. Er was geen geld voor. Massenet trok in bij een van zijn getrouwde zussen en verdiende wat met pianolesjes en als slagwerker in het orkest van de Parijse opera. Door deze baan ontstond zijn voorliefde voor opera.
Hij ging terug naar het conservatorium om compositielessen te nemen bij François Bazin. Die schonk weinig aandacht aan hem en Massenet werd zo’n beetje het zwarte schaap van de klas. Achttien jaar later nam Massenet Bazins leerstoel op het conservatorium als ook zijn leerstoel op de Académie des Beaux-Arts over.
Massenets tweede poging om zich als musicus te vestigen had meer succes. Hij won de fel begeerde compositieprijs Prix de Rome in 1863. Dat betekende drie jaar op kosten van het Comité ongestoord werken in een villa van De Medici net buiten Rome. Een van de bezoekers in de Villa Medici was Liszt. Hij gaf daar vaak concerten. Massenet viel hem als getalenteerd pianist-componist op en hij stuurde Constance de Saint-Marie naar hem toe voor pianolessen. In 1866 trouwde Massenet met haar.
Gedurende de tijd dat hij in Rome was bestudeerde hij de pianowerken van Chopin, Beethoven en Bach, volgens hem de enige ware pianocomponisten (van Mozart had hij waarschijnlijk nooit gehoord!).
Massenet zag zichzelf alleen maar als pianist, niet als componist. Toch begon hij met schetsen voor een pianoconcert. Heel opmerkelijk want zijn grote succes kwam als operacomponist.
De schetsen van het pianoconcert bleven op de plank liggen tot 1903, toen voltooide hij het werk binnen drie maanden. Daar tussen in liggen zijn belangrijke opera’s.
In het pianoconcert is de invloed van Liszt heel goed te horen, vooral in de opening van het werk en in het prachtige –ietwat overdreven- laatste (derde) deel. Het is wat dat betreft een mooie synthese van het Franse ‘jeu perlé’ en de bravoure van Liszt. Zijn pianoconcert wordt vrijwel nooit meer uitgevoerd. Er bestaan slechts twee cd opnames van, een van Aldo Ciccolini op EMI en een van Stephen Coombs op Hyperion.
Verschillende oratoria ontstonden, voordat hij de muziekwereld begon te verblijden met opera's. In mei 1862 bood hij zijn eerste cantate Louise de Mézières aan het concours-Prix de Rome aan; hij ontving een eervolle vermelding en won een tweede prijs op het gebied van contrapunt en fuga. Hij won de Prix de Rome in 1863 met zijn cantate David Rizzio. Aan de prijs was een eenjarig verblijf in Italië verbonden (1864-1865). In deze tijd leerde hij Franz Liszt kennen.
Het grootste aandeel in het hele oeuvre van Massenet hebben de opera's. Hij gebruikte een lyrischer gehouden grondlaag in zijn muziektaal, die zich over de stapjes Le Roi de Lahore - Manon - Werther - Thaïs ontwikkelde, en die daarna geen diepingrijpende verandering meer onderging. Dit betekende echter geen uniformiteit - integendeel: Massenet reageerde op muzikale stromingen, maar hij absorbeerde ze eerder, dan dat hij zich aan hen overgaf. Zo beproefde hij in Le Roi de Lahore en Le Cid het Meyerbeerse-genre van de Grand opéra, maakte in Esclarmonde een eerbetoon aan Richard Wagner en nam in La Navarraise de stromingen van het muzikale Verismo op. In deze opera gunde hij de sopraanrol aan Emma Calvé.
Hij was veelzijdig, rijk aan nuances en wendingen en verhief die rijkdom tot zijn scheppende credo. Dat vindt ook zijn uitdrukking in de genreaanduidingen, die hij zijn opera's gaf: van Opéra comique en Opéra over Opéra romanesque, Drame lyrique, Épisode lyrique, Pièce lyrique, Conte lyrique tot Conte de fées, Miracle, Drame sacré, Comédie chantée, Drame musical, Comédie héroique tot Opéra légendaire.
Massenets neiging te variëren en te differentiëren toont zich in de details. In bijvoorbeeld Manon hanteert hij tussen de beide traditionele uitingsvormen van de Opéra comique, namelijk het spreken en zingen, een groot aantal overgangsvormen. Daarmee kondigt hij het dan in Werther gebruikte principe van het doorcomponeren aan. Hij eist een onophoudelijke wisseling van toonhoogte, stijl van voordracht en uitdrukking, die hij met honderden aanwijzingen voor intonatie, frasering, dynamiek, enzovoort, pijnlijk nauwkeurig documenteert en becommentarieert.
Heel belangrijk is in dit verband de behandeling en de betekenis van de taal in Massenets compositiestijl. Om zijn muziek zo goed mogelijk in overeenstemming met de taal te brengen, leerde Massenet vóór het componeren altijd de tekst van de libretto's van buiten. De muzikale finesses plooiden zich naar het Franse idioom. Ook als hij geen grote vriend van veeleisende libretti was, ging het hem toch altijd om de theatrale effectvolle beschrijvingen in muziek van de - bij voorkeur instabiele - toestand van de zielen. Soms wist hij de aria's in finesse door de recitatief-dialogische passages te overtreffen - een kernargument tegen het verwijt dat Massenet een "puur melodicus" was. Dat hij altijd dicht bij de taal bleef, is mede verantwoordelijk voor de zwevende kwaliteit van de muziek, voor haar lyrisme, die de dragende kracht werd voor de muzikale Feminité.
Een altijd aanwezige karakteristiek van de componeerstijl van Massenet is zijn raffinement en zijn delicatesse, zijn subtiel spel met tempo en klankkleur. Maar daarin ligt ook het gevaar voor de uitvoerenden: wie uitsluitend de noten naspeelt, haalt er niet meer uit dan schrale klanken. Een niet sensibel genoeg aanvoelen van de muziek betekent onvermijdelijk dat de gevoeligheid, de fragiliteit en de transparantie wegvallen en gekunsteldheid en nadrukkelijkheid overblijven.
Van 1 oktober 1878 tot 1896 doceerde Massenet compositie aan het Conservatoire de Paris. Tot zijn bekende leerlingen behoorden Gabriel Pierné, Georges Marty, Paul Vidal, Xavier Leroux, Gustave Charpentier, Henri Rabaud, Max d'Ollone, Gabriel Dupont en Florent Schmitt.
In 1879 maakte hij reizen naar Boedapest, Milaan, Londen, München, Buenos Aires, Rio de Janeiro en Praag. In 1895 werd hij tot Commandeur de la Légion d'Honneur benoemd. In 1910 werd hij president van het Institut de France.
Jules Massenet overleed op 70-jarige leeftijd in Parijs.
Massenets reputatie in Frankrijk werd na zijn overlijden door zijn leerlingen Alfred Bruneau, Gabriel Pierné, Gustave Charpentier, Henri Rabaud en Reynaldo Hahn levend gehouden, alsook door zijn componistencollega's Francis Poulenc en Claude Debussy, die liefdevol werken aan hem opgedragen hebben. In Duitsland werd een oorspronkelijk door Debussy positief bedoeld - indirect tegen Wagner gericht - oordeel in het negatieve getrokken, namelijk: "Massenet heeft het ware doel van de muziek verstaan. Men moet de muziek van alle geleerde bombast bevrijden. De muziek moet met bescheidenheid pogen vreugde te verbreiden." In deze zin, zag Debussy het echte talent van Massenet.