Koor Solo
Koor + ...
Voor beginners
Componisten

Karel de Stoute

Alle Composities

Composities voor: Koor

Wikipedia
Karel de Stoute (Dijon, 10 november 1433 – Nancy, 5 januari 1477) was hertog van Bourgondië, Brabant, Limburg en Luxemburg, graaf van Vlaanderen, Artesië, Bourgondië, Henegouwen, Holland, Zeeland en Namen, heer van Mechelen. In 1472 werd hij bovendien hertog van Gelre en graaf van Zutphen. Hij was de zoon van Filips de Goede en Isabella van Portugal.
De bijnaam, de Stoute (in het Frans: le Téméraire of le Hardi), in België en Frankrijk pas gangbaar sinds de periode van de romantiek, betekent "de stoutmoedige" of "de roekeloze". Door de kroniekschrijvers van zijn tijd werd deze bijnaam nog niet systematisch gebruikt. In de kronieken van zijn tijdgenoten heette hij gewoon Karel van Bourgondië.
Hij had een grote belangstelling voor de kruistochten. Hij had in zijn jeugd een biografie van Alexander de Grote gelezen en bewonderde deze vorst. Hij sprak meerdere talen, met name Frans, Diets (de oude benaming voor de volkstaal in Vlaanderen en Brabant), Italiaans, Latijn en Engels. Hij waardeerde muziek, schreef liederen en speelde harp.
Karel trouwde drie keer:
Nadat Karel de Stoute het stadje Neuss van juli 1474 tot juni 1475 had belegerd, trad keizer Frederik III in onderhandeling met Karel. Tijdens deze onderhandelingen werd het huwelijk van Maria met Maximiliaan gepland.
In 1473 vestigde hij in Mechelen de rekenkamer (een middeleeuws ministerie van Financiën) en zijn parlement (de Grote Raad van Mechelen) dat in feite het opperste gerechtshof van de toenmalige Nederlanden was. Al sinds de tijd van zijn vader lag het economische zwaartepunt van het Bourgondische rijk in de Lage Landen en werden bijna alle belangrijke staatszaken van de rondreizende hofraad aldaar beslist.
Karel de Stoute breidde de Bourgondische Nederlanden uit naar het oosten. In 1468 rekende Karel voorgoed af met de Luikenaars, die al sinds 1465 opstandig waren (zie Luikse Oorlogen). In 1471 viel hij het hertogdom Gelre binnen om hertog Arnold te steunen tegen zijn zoon Adolf van Egmond. Adolf werd gevangengezet en om hem te onterven duidde Arnold Karel aan als wettige erfgenaam van Gelre en het bijhorende graafschap Zutphen.
Deze twee titels zouden hem door keizer Frederik III zelf worden toegekend in Trier. Bovendien zou dan de titel koning van Lotharingen opnieuw ingevoerd worden (deze titel was in 900 afgeschaft), doordat de keizer Karel tot koning zou kronen. Keizer Frederik bedacht zich echter en de nacht voor de kroning ontvluchtte hij de stad per schip over de Moezel, zodat Karel zijn onverwachte vertrek niet tijdig opmerkte.
Karel was een verwoed krijgsheer, bijna constant was hij bezig met oorlogen in buurlanden of het (wreedaardig) neerslaan van opstandige vazallen. Zijn roekeloze gedrag, vooral naar het einde van zijn leven toe, werd door sommigen dan ook gezien als een geestelijke afwijking. Karel ambieerde een rijk dat zich uitstrekte van de Noordzee tot de Middellandse Zee, gebaseerd op het oude koninkrijk van Lotharius. Naast de gebieden die hij zelf in bezit had, waren tal van vazallen leenhulde aan hem verplicht:
Om de twee verschillende delen van het rijk te verbinden keek hij reikhalzend uit naar de Elzas en Lotharingen en kwam hij op die manier in conflict met de Habsburgers en het Heilige Roomse Rijk. Koning Lodewijk XI van Frankrijk, die nog maar pas de Honderdjarige Oorlog tegen Engeland succesrijk had beëindigd, wilde zijn werk nu vervolledigen door de op Bourgondië verloren gebieden opnieuw in te lijven, en ondersteunde elke vorm van verzet tegen de hertog. Zijn sluwe diplomatie wierp al snel zijn vruchten af; toen Karel de Stoute op het slagveld van Nancy stierf en zijn rijk weerloos achterliet, restte hem enkel nog de gebieden te annexeren (zie groene lijn op de kaart).
Karel de Stoute was de voortrekker van de Ligue du Bien Public (Liga voor het Algemeen Welzijn), een verzameling van hertogen en graven die zich verzette tegen de centralisatieplannen van Lodewijk XI. Nochtans spande zijn achterneef, Jan van Bourgondië (of Nevers) samen met de Franse koning tegen de onafhankelijkheidsplannen van het hertogdom. Deze had samen met Filips de Goede gestreden in Noord-Frankrijk, tijdens de Honderdjarige Oorlog, maar kon het blijkbaar minder vinden met Karel de Stoute. Het kwam op 16 juli 1465 tot een confrontatie in de buurt van Parijs, de Slag bij Montlhéry, waar beide partijen onbeslist uitkwamen en de overwinning claimden. Karel de Stoute belegerde Parijs en dwong Lodewijk XI tot het teruggeven van de Bourgondische bezittingen in Boulogne, Guînes en Picardië en hij plaatste Vlaanderen uit de leen van Frankrijk. Dit werd vastgelegd in de Vrede van Conflans, waarin Lodewijk XI ook de hand van zijn dochter Anne beloofde, met als bruidsschat Champagne en Ponthieu, hoewel hij zich nooit aan deze afspraken zou houden.
Lodewijk XI begon opnieuw met zijn politiek gespin en paaide rebellerende vazallen met titels en privileges, zodat Karel steeds meer tegenstand ondervond tegen zijn plannen voor de 'bevrijding van het Franse volk'. Uiteindelijk dreigde Karel ermee om het bondgenootschap met koninkrijk Engeland weer aan te halen, onder andere door een huwelijk met Margaretha van York, en dit joeg Lodewijk XI duidelijk genoeg schrik aan om aan de onderhandelingstafel te gaan zitten. Tijdens het opstellen van het Verdrag van Péronne brak echter een opstand uit in Luik. Niet geheel onterecht verdacht Karel de Franse koning ervan de stad te hebben opgezet tegen zijn bewind, en dwong hij Lodewijk XI deel te nemen aan de strafexpeditie tegen Luik. Bij het vervallen van het bestand in 1471 probeerde Lodewijk XI nogmaals de hand te leggen op de steden aan de Somme, door Karel te beschuldigen van verraad, en hem voor het parlement te dagen. Karel de Stoute viel Frankrijk binnen met een groot leger, maar kwam niet verder dan een plundertocht in het noorden van het land.
Zijn openlijke conflict met de Franse koning Lodewijk XI zou leiden tot de Bourgondische Oorlogen. In 1467 kocht Karel een leengebied van Sigismund van Tirol, Opper-Elzas en Graafschap Ferrette. Deze wilde het gebied beter beschermen tegen de Zwitserse Confederatie of Eidgenossenschaft. In 1474 veranderde Sigismund echter van kamp, en wilde hij de gebieden terugkopen, een aanbod dat Karel uiteraard zou afslaan. Sigismund wilde het daarbij niet laten en sloot een verbond met de Zwitsers, en samen richtten ze een plundertocht aan in Franche-Comté en Savoye, dat geallieerd was met de hertog van Bourgondië. Karel de Stoute had ondertussen het hertogdom Lotharingen aan zijn rijk toegevoegd en trok eropuit om zijn vijanden af te straffen, maar incasseerde twee smadelijke nederlagen tijdens de Slag bij Grandson en de Slag bij Morat, zodat hij steeds gedwongen werd terug te trekken. De hoge belastingdruk en de afschaffing van privileges leidden tot gemor bij de bevolking van Lotharingen en de pogingen van hertog René II van Lotharingen om zijn steden een voor een te heroveren kregen steun van binnenuit. In een poging om Nancy te heroveren op de rebellen werd Karel definitief verslagen in de Slag bij Nancy door een coalitie van Zwitsers, de hertog van Lotharingen en de rijksstad Straatsburg (ondersteund door de Franse koning).
Karel sneuvelde op 5 januari 1477 tijdens de Slag bij Nancy, een poging om Nancy op de Lotharingers te veroveren. Hij vluchtte toen bleek dat zijn manschappen aan de verliezende hand waren. Zijn lichaam werd twee dagen later pas teruggevonden, hij was van zijn paard gevallen. Hoewel hierover nog altijd onduidelijkheid bestaat, zou zijn gezicht al zijn aangevreten door wolven en waren zijn wapenrusting en kleren geroofd. Identificatie van de hertog moest plaatsvinden aan de hand van de littekens op zijn lichaam die bij zijn lijfarts bekend waren. Hij werd begraven in de collegiale Sint-Joriskerk (Saint Georges) te Nancy.
Zijn lichaam werd op 22 september 1550 opgegraven door Christina van Denemarken (1521-1590), regentes van Lotharingen, op verzoek van keizer Karel V, de achterkleinzoon van Karel de Stoute. Vanuit Nancy werden ze eerst naar Luxemburg (stad) overgebracht, waar ze in het Minderbroederklooster een plaats kregen. Begin 1553 werden ze ten slotte naar Brugge overgebracht. Daar werden ze eerst tijdelijk in de collegiale Sint-Donaaskathedraal, die op de Burg stond, begraven. Op 7 juni 1553 vonden ze hun definitieve rustplaats in de collegiale Onze-Lieve-Vrouwekerk te Brugge, aanvankelijk in de grafkelder van zijn dochter en opvolgster Maria van Bourgondië in het koor van de kerk en vanaf 1563 in een eigen praalgraf, vervaardigd door Jacob Jonghelinck, naast dat van Maria. Tijdens de Franse Revolutie werden beide praalgraven in verzekerde bewaring gebracht maar de grafkelders werden geplunderd. Vermoedelijk ging wat overbleef van het lichaam van Karel de Stoute toen verloren. De ligbeelden, de familiestambomen en de wapenschilden die het grafmonument versierden, waren tijdig in veiligheid gebracht. In 1806 werden beide grafmonumenten gereconstrueerd in de Lanchalskapel. In 1810 werden ze bezocht door Napoleon en Marie-Louise, die een toelage verleende voor de verdere restauratie.
Pas bij de archeologische opgravingen van 1979 werden de praalgraven opnieuw in hun originele toestand heropgebouwd op hun oorspronkelijke plaats in het koor van de kerk. Bij die opgravingen werd het skelet van Maria van Bourgondië teruggevonden en geïdentificeerd, maar niet dat van Karel de Stoute. Waar het gebleven is, is een raadsel gebleven.
Zijn dood in 1477 veroorzaakte een crisis in het hertogdom. Zijn dochter Maria van Bourgondië werd onmiddellijk geconfronteerd met de ontevredenheid over het oorlogszuchtige en centralistische beleid van haar vader. Door toekenning van het Groot Privilege op 11 februari 1477 verkreeg Maria financiële en militaire steun van de Staten-Generaal. Ook moest zij, om tegemoet te komen aan het particularisme, aan verscheidene gewesten en steden eigen keuren verlenen. Holland en Zeeland verkregen in maart 1477 hun eigen Groot Privilege, waarbij Nederlands de bestuurstaal werd en zuiderlingen werden uitgesloten van belangrijke functies. Lodewijk van Gruuthuse werd hierop opgevolgd door Wolfert VI van Borselen. Bovendien viel Frankrijk zijn Franse gewesten aan omdat Lodewijk XI nu de kans had om deze terug in te lijven bij zijn koninkrijk. Op 19 augustus 1477 trouwde Maria met Maximiliaan I van Oostenrijk, waardoor er een einde kwam aan haar korte persoonlijke regeerperiode en meteen de Franse dreiging het hoofd geboden kon worden: Maximiliaan versloeg op 7 augustus 1479 de troepen van Lodewijk XI in de Slag bij Guinegate. Door het huwelijk kwamen de Nederlanden uiteindelijk in handen van de Habsburgers.