Piano Solo
Piano + ...
Voor beginners
Componisten

Joseph Marx

Alle Composities

Composities voor: Piano

#Arrangementen voor: Piano
op populariteit

#

4 Lieder (4 nummers)6 Piano Pieces

A

An einen Herbstwald

B

Ballade for Piano Quartet (Ballade voor Piano Quartet)BarcarolleBitte (Alstublieft)

C

Castelli RomaniCon sordino (Met sordino)

D

Der bescheidene SchäferDer Gefangene (The Prisoner)Der RauchDer Ton

E

Ein Drängen ist in meinem HerzenEin Fichtenbaum steht einsam (Een spar boom staat eenzaam)Ein goldenes Kettlein (Een gouden Kettlein)Ein junger Dichter denkt an die Geliebte (Een jonge dichter denkt aan de geliefde)Erinnerung (Geheugen)

G

Gebet (Gebed)Gleich einer versunkenen Melodie

H

Hat dich die Liebe berührt

I

Im MaienItalienisches Liederbuch (Italian Songbook)

J

Japanisches Regenlied (Japanse Rain Song)

K

Klavierquartett in Form einer Rhapsodie (Piano Quartet in de vorm van een rapsodie)Kolumbine

L

Lieder mit Klavier-Begleitung (Liederen met pianobegeleiding)

M

MaienblütenMarienlied

N

Nachts (Nacht)Nocturne (Nachtelijk)

O

O süsser Tod

P

Pastorale

R

RegenRomantisches Klavierkonzert

S

Scherzo für KlavierquartettSeptembermorgenSommerliedSpaziergang (Lopen)

T

Trio-Phantasie (Trio verbeelding)

U

Und gestern hat er mir Rosen gebracht (En gisteren bracht hij me rozen)

V

Valse de Chopin

W

WaldseligkeitWanderers Nachtlied (Wanderers's Night Song)Wie einstWindräder

Z

Zigeuner

Arrangementen voor: Piano

Castelli RomaniRomantisches Klavierkonzert
Wikipedia
Joseph Rupert Rudolf Marx (Graz, 11 mei 1882 – aldaar, 3 september 1964) was een belangrijke Oostenrijkse componist, muziekpedagoog, pianist en muziekcriticus. Hij was ambassadeur van de UNESCO en werd als eerste Westerse musicus door Mustafa Kemal Atatürk uitgenodigd om het systeem van de muziekscholen en het muziek- en concertleven in Turkije op te bouwen, wat later door Paul Hindemith en Béla Bartók voortgezet werd.
Marx kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn moeder, zelf een pianiste. Later ging hij naar een in Oostenrijk bekende, door Johann Buwa opgerichte pianoschool, waar hij de grondslag legde voor zijn virtuoos pianospel. Autodidactisch leerde hij de viool en de cello te bespelen. Marx begon met componeren op het gymnasium; hij gebruikte bekende thema's om kleine stukjes te schrijven voor piano en strijktrio of -kwartet. Het was de wens van zijn vader dat hij rechten ging studeren aan de Universiteit Graz, maar hij verwisselde dit spoedig voor filosofie en kunstgeschiedenis, wat uiteindelijk leidde tot een breuk in de relatie met zijn ouders. Hij had nog steeds grote affiniteit met muziek en op 26-jarige leeftijd zette hij het componeren voort en schreef van 1908 tot 1912 ongeveer 120 van zijn totaal circa 150 liederen. Hij promoveerde in 1909 tot Dr.phil. bij Alexius Meinong aan de Universiteit Graz met het proefschrift Über die Funktion von Intervall, Harmonie und Melodie beim Erfassen von Tonkomplexen. Daarna publiceerde hij nog verschillende muziektheoretische werken, zoals (gebaseerd op onderzoek bij 8000 personen met gedifferentieerde muzikale opvoeding) twee omvangrijke proefschriften over Klankpsychologie en het Wezen van de tonaliteit, die op het pionierswerk van de musicoloog Hugo Riemann stoelden.
In 1914 begon hij als docent voor muziektheorie aan de Academie voor muziek in Wenen. In 1922 werd hij directeur van deze academie. Hij was medeinitiatiefnemer bij de oprichting van de eerste Hochschule für Musik in Wenen en was daar van 1924 tot 1927 rector magnificus. In 1932 kreeg hij van Mustafa Kemal Atatürk de opdracht het conservatorium in Ankara en het systeem van de Turkse muziekscholen op te bouwen. In deze functie werkte hij tot 1933, waarna hij werd opgevolgd door Paul Hindemith en Béla Bartók. Van 1947 tot 1952 was hij eveneens professor voor musicologie aan zijn Alma Mater, de Universiteit Graz. In zijn 43 jaar durende werkzaamheden als docent voor muziektheorie, compositie en contrapunt had hij bijna 1.300 muziekstudenten van internationale afkomst en was daarmee in de 20e eeuw een van de meest begeerde muziekpedagogen. De circa 15.000 brieven van rond 3.400 personen, een omvangrijk gedeelte van zijn nalatenschap, die in de Oostenrijkse Nationaalbibliotheek bewaard wordt, geven getuigenis van zijn inzet voor het belang van de tonale muziek.
Marx was tot aan zijn dood voorzitter en erevoorzitter van vele belangrijke organisaties en instituties in het Oostenrijkse muziekleven zoals de Gesellschaft der Autoren, Komponisten und Musikverleger (AKM) (de Oostenrijkse zusterorganisatie van de Buma/Stemra of SABAM), Staatsrat für Kultur, Oostenrijkse componistenbond, Steirischer Tonkünstlerbund, Österreichische Akademie der Wissenschaften en de Fédération Internationale des Sociétés d'Auteurs et Compositeurs. Hij heeft zich na de Tweede Wereldoorlog ingezet voor de wederopbouw van het Midden-Europese en vooral het Oostenrijkse muziekleven en heeft zich, als vertegenwoordiger van Oostenrijk, in diverse commissies van de UNESCO ingezet voor de wederopbouw van de gedurende de Nazibezetting verstoorde internationale betrekkingen van Oostenrijk.
Hij was muziekcriticus voor meerdere Weense dagbladen, onder anderen het "Neue Wiener Journal" en de "Wiener Zeitung", alsook voor enkele magazines.
Marx was bevriend met vele belangrijke componisten zoals Giacomo Puccini, Maurice Ravel, Richard Strauss, Zoltán Kodály, Ottorino Respighi, Franz Schreker, Erich Wolfgang Korngold en Karol Szymanowski.
Als componist werd hij beïnvloed en geïnspireerd door de beleving van de natuur, vooral van zijn geboortestreek, de zuidelijke deelstaat Stiermarken. Zijn composities zijn vaak te karakteriseren als stemmingsmuziek van zuiverste geaardheid en expressie van een buitengewoon schoonheidsgevoel. Zuid-Europese melodievreugde, romantisch impressionisme en de klankervaring met de jonge Russische school, vooral Alexander Skrjabin, verbinden zich in zijn persoonlijke stijl tot een karakteristieke synthese.
Zijn Romantisches Klavierkonzert heeft hij voltooid in 1920. In 1919 voerde Marx al een versie voor twee piano’s uit maar de uiteindelijke versie verscheen in de loop van 1920. De pianopartij is bijzonder moeilijk, Marx moet een formidabel pianist zijn geweest. De manier waarop het uitgewerkt is, zoals het samengaan van melodie en tegenmelodie en de wisselwerking piano – orkest, heeft meer weg van een symfonie met een heel pittige pianopartij dan van een pianoconcert.
Marx kon niet goed instrumenteren; hij laat vaak de strijkersgroep de solopiano ondersteunen met af en toe een versterking door de hout – of koperblazers, wat nogal mat overkomt. De structuur is puur klassiek: drie delen, snel - langzaam – snel, waarvan het laatste deel een rondo vorm heeft (een openingsthema dat steeds terugkeert). Het Romantisches Klavierkonzert (37 minuten) was gedurende de jaren 20 erg populair in Duitsland en Oostenrijk, maar verdween reeds in de loop van de jaren 30 geheel van het repertoire, waarschijnlijk omdat het toen al gedateerd was.
Zijn composities voor koor en orkest getuigen van een sterk gevoel voor polyfonie en harmonieleer.
Eregraf op de centrale begraafplaats in Wenen (Wiener Zentralfriedhof - Gruppe 32 C, Nummer 29)