Piano Solo
Piano + ...
Voor beginners
Componisten

Joseph Ryelandt

Alle Composities

Composities voor: Piano

op populariteit
En Ardenne, Op.43Noordzee, Op.31Piano Quintet, Op.32Viola Sonata, Op.73
Wikipedia
Joseph Marie Victor Ryelandt (Brugge, 7 april 1870 - 29 juni 1965) was een Belgisch componist en muziekpedagoog.
De Franstalige Vlaming Baron Joseph Ryelandt was een laatromantisch componist die zowel zuiver symfonische en instrumentale muziek als koorwerken en liederen componeerde. Zijn meest creatieve periode beleefde hij tussen 1892 en 1944. Vooral zijn religieuze koorwerken werden zeer gewaardeerd. Hij schreef een groot aantal liederen op bestaande Nederlandse, Franse, Latijnse en Spaanse teksten. Zijn Gezelle-Lieder worden van internationaal niveau geacht. Internationale erkenning kreeg Joseph Ryelandt met zijn grote oratoria Purgatorium, De komst des Heren, Maria, Agnus Dei en Christus Rex.
In 1909 werden de vier broers Ryelandt, zoons van Louis-Bernard, in de erfelijke Belgische adelstand opgenomen:
Joseph Ryelandt kreeg in 1938 de baronstitel, overdraagbaar bij eerstgeboorte. Hij nam als wapenspreuk: 't Vrije land getrouwe. Het gezin bracht de zomervakanties door in Orchimont.
In het gezin Ryelandt-Casier heerste een religieuze en culturele sfeer, en kregen de kinderen een aristocratische en Fransgerichte opvoeding, die Joseph Ryelandt zijn hele leven bijbleef. Muziek was zowel in de familie Ryelandt als in de familie Casier een traditie, waardoor musiceren in de huiskring behoorde tot de vaak voorkomende bezigheden. Muziek werd aan de kinderen onderwezen, hoewel nooit de intentie bestond er professionele musici van te maken. Joseph kreeg thuis lessen piano van Hubert en daarna van mevr. Tavernier. Op negenjarige leeftijd begon hij de humaniorajaren aan het Sint-Lodewijkscollege, waar hij telkens bij de eerste drie van zijn klas behoorde. Naast piano leerde hij ook viool spelen bij L. Verssailles.
De familie bracht haar vakanties door op hun buitenverblijf "Steevliet" (Oost-Vlaanderen), eigendom van de familie Casier. Joseph maakte er gebruik van om pianolessen te volgen bij Franz De Vos (1856-1919), professor aan het Koninklijk Conservatorium te Gent. Hij wist zich voorbestemd voor de muziek, maar om aan de wens van zijn moeder te voldoen, ondernam hij studies rechten aan de Facultés Universitaires Notre-Dame de la Paix in Namen. Hij studeerde verder muziek, in Namen bij Balthazar Florence, en in Brugge bij Auguste Reyns (1849-1932), kapelmeester van de Sint-Salvatorskathedraal. Hij studeerde verder rechten aan de Katholieke Universiteit Leuven.
In de hoop zich definitief aan de muziek te kunnen wijden, nam hij als leermeester Edgar Tinel, die bekendheid had door zijn oratorium Franciscus en directeur was van het Lemmensinstituut. Tinel was onder de indruk van een pianosonate van Ryelandt en zijn gunstig oordeel veegde de bezwaren van moeder Ryelandt weg. Ryelandt mocht zich voortaan volledig aan de muziek wijden. Hij verliet de universiteit en ging in de leer in Mechelen, bij Tinel en bij Elisabeth Alberdingk Thijm (1863-1952). Van 1893 tot 1895 waren de lessen uitsluitend aan compositie gewijd en nu kon Ryelandt zich uitsluitend bezighouden met componeren. Hij was daarmee al vroeger begonnen. Zijn eerste opusnummer dateert van 1892, een sonate voor piano in do klein. Van zijn genummerde werken tussen 1892 en 1897 bleef weinig over, aangezien hij 9 van de 15 werken later als onvoldoende beoordeelde en vernietigde.
Tijdens de zomer 1897 leerde hij Charles Martens (1866-1921) kennen, een talentvolle man die zijn vriend werd. Martens hielp hem met teksten, indelingen en algemene opvattingen. Charles Martens behaalde aan de universiteit van Leuven een doctoraat in de letteren en wijsbegeerte en in de rechten. Hij was burgemeester van Kerkom van 1912 tot 1921, en verleende zijn medewerking aan tal van tijdschriften. Als mecenas wijdde hij zich helemaal aan de organisatie van de Concerts Spirituels in Brussel, waarvan hij een van de promotoren was, en aan de concerten van de vereniging "La table ronde" in Leuven en Antwerpen.
De jaren 1896 tot 1924 worden beschouwd als Ryelandts meest vruchtbare en belangrijkste compositiejaren.
In mei 1924 werd hij door het Brugse stadsbestuur benoemd tot directeur van het Stedelijk Conservatorium van Brugge, in opvolging van Karel Mestdagh. Van 1929 tot 1939 was hij ook titularis van de cursus contrapunt aan het Gentse conservatorium. Hij breidde het onderwijs uit met cursussen muziekgeschiedenis en voordracht. Ryelandt gaf aan zijn leerlingen een degelijke opleiding en slaagde erin verschillende uitstekende musici te vormen. Hij bezat de gave het werk van zijn leerlingen nooit af te breken, maar tactvol te verbeteren. Tijdens zijn ambtsperiode werden in de Brugse stadsschouwburg driemaal per jaar druk bijgewoonde conservatoriumconcerten georganiseerd. Naast zijn deelname aan jury's was hij ook bestuurder bij de Koningin Elisabethstichting.
Hij vervulde zijn taak als conservatoriumdirecteur tot in 1943. Hij werd toen, onder druk van de Duitse bezetter, afgezet en opgevolgd door Renaat Veremans. In september 1944 hernam hij zijn functie tot hij, 75 geworden, met Pasen 1945 met pensioen ging.
Hij componeerde voor het laatst in 1948. De zeventien laatste levensjaren bracht hij door met studie en lectuur. Hij vulde onder meer een tiental schriftjes met gedichten, vertaalde verzen van zijn lievelingsdichter Guido Gezelle en las het volledige oeuvre van Vondel, Shakespeare en Claudel. Zijn geliefde lectuur vond hij in de Bijbel, de werken van Theresia van Ávila, van Franciscus van Sales, Pascal en Dante. Toen zijn steeds slechter wordende ogen hem het lezen ontnamen, las zijn oudste dochter Agnes hem dagelijks voor. Ziek is hij nooit geweest en tot aan zijn dood was hij helder van geest.
Ryelandt was:
Hij ligt begraven op het kerkhof van Sint-Pieters-Brugge.