Piano Solo
Piano + ...
Voor beginners
Componisten

Manuel Ponce

Alle Composities

Composities voor: Piano

#Arrangementen voor: Piano
op populariteit

#

12 Canciones mexicanas (12 Mexicaanse Songs)2 Canciones mexicanas2 Etudes (2 Studies)2 Mazurkas (2 Mazurka)4 Danzas mexicanas

B

Balada mexicana

C

Cello Sonata

E

Elegia de la Ausencia (Elegia van Absence)Etudes de Concert

G

Gavota

I

Intermezzo No.1Intermezzo No.2Intermezzo No.3

L

Lejos de ti (Van u af)

M

Malgré tout (Toch)Mazurka No.27Mazurka No.6Metamorfosis de concierto (Metamorfose Concert)

P

Piano Concerto 'Romántico'Piano Trio 'Romantico'Prélude fuguée (Prelude fuguée)Preludio e fuga para la mano izquierda solaPreludios encadenadosPreludios y fuga de un tema de J.S. Bach (Preludes en Fuga op een thema van J. S. Bach)

R

Rapsodia mexicana No.2Romanza de amor

S

Scherzino mexicano (Mexicaanse Scherzino)Serenata mexicana (Mexicaanse Serenade)

V

Valse Galante

Arrangementen voor: Piano

2 Canciones mexicanasBalada mexicanaPiano Concerto 'Romántico'
Wikipedia
Manuel María Ponce Cuéllar (Fresnillo (Zacatecas), 8 december 1882 – Mexico-Stad, 24 april 1948) was een Mexicaanse componist. Zijn bekendste compositie is het lied Estrellita.
Kort nadat Ponce was geboren in Fresnillo, verhuisde zijn familie naar Aguascalientes.
Ponce bleek een muzikaal wonderkind. Toen hij vier jaar oud was kon hij al op het gehoor de stukken naspelen die zijn oudere zuster Josefina op de piano voordeed. Josefina ging hem les geven. Voordat hij op school letters leerde, kon hij al noten lezen. Vanaf zijn tiende kreeg hij les van een pianoleraar, Cipriano Avila. Ponce zong ook in een kinderkoor, dat verbonden was aan de kerk van San Diego in zijn woonplaats.
Toen hij op negenjarige leeftijd herstellende was van de mazelen, schreef hij zijn oudste bekende compositie, La marcha del sarampion (‘de Mazelenmars’).
In 1901 begon Ponce een studie aan het conservatorium in Mexico-Stad. Omdat de studie daar hem weinig uitdaging bood, ging hij in 1903 terug naar Aguascalientes. In 1904 reisde hij naar Europa. Hij studeerde compositieleer in Bologna en daarna piano bij Martin Krause in Berlijn.
In 1908 keerde hij terug naar Mexico, waar hij in 1909 een aanstelling kreeg als docent piano en muziekgeschiedenis aan het conservatorium in Mexico-Stad. Een van zijn studenten was Carlos Chávez. In 1912 ging in Mexico-Stad het pianoconcert van Ponce in première. De componist zat zelf achter de piano.
Tussen 1915 en 1917 verbleef hij in de Cubaanse hoofdstad Havana, waar hij zich in leven hield met lesgeven en het schrijven van artikelen en recensies van muziekuitvoeringen. In Mexico was op dat moment als nasleep van de Mexicaanse Revolutie een burgeroorlog aan de gang. In 1916 ondernam Ponce een tournee door de Verenigde Staten. Het eerste concert, in New York, werd een fiasco. De Mexicaanse krijgsheer Pancho Villa had net een aanval uitgevoerd op de Amerikaanse stad Columbus en de New Yorkers boycotten een concert door een landgenoot van deze vijand. De volgende concerten werden allemaal afgelast en Ponce keerde terug naar Cuba. Hij is nooit terug geweest in de Verenigde Staten.
In 1917, toen Mexico in rustiger vaarwater was gekomen, nam Ponce zijn functie aan het conservatorium in Mexico-Stad weer op. In hetzelfde jaar nog trouwde hij met de zangeres Clema Maurel. Hij werd ook redacteur van de Revista Musical de Mexico. In 1923 ontmoette hij de Spaanse gitarist Andrés Segovia, die op tournee was in Mexico. Het werd het begin van een levenslange vriendschap. Ponce ging speciaal voor Segovia muziek voor gitaar schrijven.
In 1925 ging hij naar Parijs om compositieleer te studeren bij Paul Dukas. Hij bleef er tot in 1932, toen hij van Dukas een getuigschrift met de hoogste lof meekreeg. In Parijs maakte hij kennis met de Braziliaanse componist Heitor Villa-Lobos, met wie hij een grote belangstelling voor de volksmuziek van het eigen land gemeen bleek te hebben. Ook Segovia kwam hij in Parijs weer tegen.
In 1933 keerde Ponce terug naar Mexico, waar hij weer piano ging doceren aan het conservatorium in Mexico-Stad. Hij werd ook plaatsvervangend directeur.
De komende jaren ging hij een paar maal op tournee door Latijns-Amerikaanse landen, waar hij optrad als dirigent van eigen werk. In 1941 dirigeerde hij zijn gitaarconcert Concierto del Sur in Montevideo (Uruguay) met Andrés Segovia op gitaar.
De laatste jaren van zijn leven doceerde Ponce Mexicaanse folklore aan de Escuela Universitaria de Musica in Mexico-Stad. In 1947 werd in die stad onder leiding van Carlos Chávez een groots opgezet festival met Ponces muziek gehouden. Het jaar daarop overleed Ponce aan een urinevergiftiging. Hij ligt begraven in het Panteón de Dolores in Mexico-Stad.
In zijn geboorteplaats Fresnillo is een Manuel M. Ponce Museum. In het huis waar hij in Aguascalientes heeft gewoond, wordt nog steeds een grote collectie handschriften en andere voorwerpen bewaard die aan Ponce hebben toebehoord. De straat waaraan het huis ligt, heet nu Calle de Manuel Ponce. In Aguascalientes is ook een fontein naar hem genoemd en staat een buste van hem. In Mexico-Stad draagt een concerthal zijn naam.
Ponce kon schrijven in een groot aantal stijlen, van barok tot en met expressionisme, maar zijn muziek bleef wel altijd tonaal. In de meeste van zijn werken zijn duidelijke invloeden van de Mexicaanse (en in zijn Cubaanse periode de Cubaanse) volksmuziek te onderscheiden.
Ponce schreef een groot aantal werken voor gitaar, bijna allemaal voor Andrés Segovia. Enkele daarvan, zoals de Variaties en fuga op La Folia uit 1929, waren gebaseerd op thema’s van andere componisten, maar de meeste zijn origineel. Segovia zorgde voor de publicatie van het merendeel van Ponces gitaarwerken; later is gebleken dat hij soms aanzienlijke veranderingen aanbracht.
Een paar composities waren opzettelijk in barokstijl. Segovia bracht ze alsof ze transcripties voor gitaar waren van authentieke luitcomposities van een barokcomponist, meestal Sylvius Leopold Weiss. Tot deze groep werken behoren ook de Prelude in E majeur voor klavecimbel en gitaar en de Sonate voor gitaar en klavecimbel, beide van 1926. Segovia voerde deze twee werken uit samen met zijn vrouw, de pianiste Paquita Madriguera. Vele critici hielden deze stukken voor authentiek. De consequentie was wel dat anderen deze stukken vrijelijk gingen kopiëren. Weiss was immers in 1750 overleden, dus er zat geen copyright meer op de muziek…
Andere bekende composities van Ponce voor gitaar zijn:
Een onbekend aantal werken voor gitaar is verloren gegaan toen Segovia’s huis tijdens de Spaanse Burgeroorlog werd geplunderd.
Naast de gitaar was Ponces tweede grote liefde de piano. Behalve een pianoconcert (1912) schreef hij solostukken in alle mogelijke genres: etudes, suites, scherzino’s, rapsodieën en – verrassend voor een Mexicaanse componist – mazurka’s.
Een deel van Ponces pianowerken is verloren gegaan tijdens de Mexicaanse Revolutie. De Argentijnse gitarist Jorge Martínez Zárate maakte voor enkele pianostukken een transcriptie voor gitaarduo.
Ponce schreef zijn bekendste lied Estrellita (‘kleine ster’) in 1912. Hij verzuimde echter het copyright vast te leggen, zodat het lied vrijelijk werd overgenomen door talloze zangers zonder dat Ponce er ooit een cent aan heeft verdiend. Veel zangers dachten en denken trouwens dat het een authentiek Mexicaans volksliedje is. Er bestaan ook veel transcripties voor een of meer instrumenten. Ponce zelf maakte al een transcriptie voor piano en – in 1925 – een transcriptie voor gitaar voor Andrés Segovia. Jascha Heifetz verzorgde een versie voor viool en orkest.
Andere bekende liederen van Ponce zijn A la orilla de un palmar, Alevántate, La pajarera, Marchita el alma en Una multitud más.
Ponce schreef een aantal werken voor diverse combinaties van de instrumenten viool, altviool, cello en piano.
Tussen 1933 en 1940 schreef Ponce voornamelijk werken voor orkest. Een daarvan is het symfonische gedicht Chapultepec (1934), genoemd naar de heuvel, het park en het paleis van die naam in Mexico-Stad.