Componisten

String Sextet, Op.97

Componist: Rubinstein Anton

Instrumenten: Viool Altviool Cello

Tags: Sextet

#Partijen

Download gratis partituren:

Cover / Title page PDF 0 MBComplete Score PDF 15 MB
Complete Score PDF 5 MB

Partijen voor:

Alle
Wikipedia
Anton Gregorjevitsj Rubinstein (soms ook: Rubinštejn) (Russisch: Антон Григорьевич Рубинштейн; Anton Grigorjevitsj Roebinsjtejn; Vichvatinets (thans Moldavië), 28 november 1829 – Peterhof, bij Sint-Petersburg, 20 november 1894) was een Russisch pianist, componist, dirigent en muziekpedagoog. Hij was niet verwant met de 20ste-eeuwse Pools-Amerikaanse pianist Arthur Rubinstein en niet met de Oekraïens-Russische balletdanseres en actrice Ida Rubinstein.
Het aanvankelijk Joodse gezin van de Rubinsteins (in 1831 lieten ze zich dopen tot het Russisch-Orthodoxe geloof) verhuisde vanuit het zuidelijke Podolië naar Moskou toen Anton vijf jaar was. Zijn vader was een welvarend koopman. Hij kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn moeder, een begaafde pianiste. Drie jaar later kreeg hij zijn eerste pianolessen van een zekere Alexander Villoing.
In 1839 debuteerde hij als pianist en ging naar Parijs om zich -onder toezicht van Liszt- verder te bekwamen in de pianistiek. Na een uitgebreide concertreis door Noord-Europa, waarbij hij ook Nederland aandeed, vestigde hij zich in Berlijn waar hij samen met zijn broer, Nikolaj, compositie ging studeren bij Siegfried Dehn.
In 1848 vestigde hij zich in Sint-Petersburg, in die tijd de hoofdstad van Rusland. Hier werd grootvorstin Helena Pawlowna zijn beschermvrouwe.
Na een nieuwe studiereis (1854-1857) die hem als componist, dirigent en pianist veel roem bracht, werd Rubinstein in 1859 benoemd tot hofpianist en dirigent van hofkapel van tsaar Alexander II in Sint-Petersburg. Hij legde hier de basis voor een professionele muziekcultuur in Rusland: hij was in 1859 de oprichter van het Russische muziekgezelschap en daarnaast was hij in 1862 de stichter van het Conservatorium van Sint-Petersburg, waar hij befaamde West-Europese docenten binnenhaalde.
De nationaal-Russische componisten van Het Machtige Hoopje rondom Balakirev reageerden teleurgesteld. Zij zagen de bewondering van Rubinstein voor de Duitse muziektraditie als een dwaling en distantieerden zich van Rubinstein en zijn instituut. Muzikaal waren de tegenstellingen minder uitgesproken, bijvoorbeeld Pjotr Iljitsj Tsjaikovski, de bekendste en befaamde componist van het conservatorium van Rubinstein en vriend van Rubinstein, werd beïnvloed door beide tradities.
In 1867 stopte hij met het leiden van het conservatorium en ging hij zich geheel wijden aan het componeren en aan de concertpraktijk.
In 1872 en 1873 gaf hij samen met de violist Wieniawski, tijdens een tournee van negen maanden langs alle grote Amerikaanse steden, 215 recitals.
In de loop van de jaren 80 keerde hij terug naar Rusland en ging opnieuw lesgeven aan het conservatorium in Sint-Petersburg.
In 1891 verhuisde hij naar Dresden. Zijn gezondheid ging echter achteruit en hij bracht zijn laatste jaar door op zijn landgoed in de buurt van Sint-Petersburg, aan de oevers van de Oostzee, waar hij in november 1894 stierf, een paar dagen voor zijn vijfenzestigste verjaardag.
Rubinstein was een van de grootste virtuozen van de negentiende eeuw. Zijn spel was hyper-romantisch: hartstochtelijk en sentimenteel, impulsief en intensief. Hij was de enige serieuze rivaal van Franz Liszt. Hij werd als pianist op een lijn geplaatst met Liszt (die -toen hij hem in 1841 in Parijs hoorde- uitriep: "Die zal mijn erfgenaam worden"), Clara Schumann en Chopin. Hij had een enorm repertoire en een ijzersterk muzikaal geheugen wat hem tijdens zijn diverse concertreizen goed van pas kwam. Volgens de overlevering zou zijn jongere broer Nikolaj een nog groter pianist zijn geweest.
Rubinstein schreef in een romantische, westers georiënteerde stijl. Hij distantieerde zich daarmee van de leden van Het Machtige Hoopje, die een eigen Russische stijl nastreefden. Als componist was Rubinstein in de 19e eeuw de veelzijdigste en vruchtbaarste in Europa. Dank zij zijn persoonlijkheid en zijn roem als virtuoos gelukte het hem zijn werken in vele steden te laten uitvoeren. Het componeren ging bij hem heel makkelijk. Volgens Brahms, die veel respect voor de mens en de musicus Rubinstein had, componeerde Rubinstein te gemakkelijk en te snel; het was niet helemaal af, volgens Brahms, de puntjes zaten niet op de 'i'.
Verschillende werken van Rubinstein, waaronder bijvoorbeeld het vierde pianoconcert en de tweede symfonie, getuigen van het feit dat hij een zeer bekwame componist is geweest die zowel thuis was in de salon als in de concertzaal, en wiens creatieve toewijding aan zijn geboorteland, ook al was hij niet in het bijzonder schatplichtig aan Russische volksmuziek, diepgaand was.
De muziek van Anton Rubinstein, ondergewaardeerd gedurende een groot deel van de 20e eeuw, kwam tegen het eind van de 20e eeuw opnieuw in de belangstelling dankzij een aantal cd-opnamen. Toch is zijn muziek bij het grote publiek grotendeels vergeten en wordt het zelden nog uitgevoerd.
Hij componeerde vijf pianoconcerten, waarvan het vierde het bekendste is en het ook het langst heeft uitgehouden. Van zijn negentien opera's werd De demon (première 25 januari 1875 in het keizerlijk theater van St-Petersburg) het meest bewonderd. Zijn bekendste werk is de Melodie in F opus 3, nr. 1 voor piano. Hans von Bülow noemde hem "de Michelangelo van de muziek".
Haendel · Lulli · Scarlatti · Mozart · Cherubini · Weber · Berlioz · Chopin · Liszt · Wagner · Gounod · Reincken · Schuijt · Obrecht · Sweelinck · Orl. Lassus · Clemens n.P. · Wanning · Brahms · Rubinstein · Niels Gade · Verhulst · Schumann · Mendelssohn · Schubert · Spohr · v. Beethoven · Haydn · Bach · Strawinsky · Pijper · Ravel · Reger · Wagenaar · Tschaikovsky · Zweers · Bruckner · Mahler · Franck · Diepenbrock · Debussy · Dopper · Rich. Strauss · Röntgen · Bartók · Dvořák