Het laatste deel is geschreven in passacaglia-vorm.
De symfonie is georkestreerd voor 2 fluiten (2e fluit ook piccolo), 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 fagotten, contrafagot, 4 hoorns, 2 trompetten, 3 trombones, pauken, triangel en strijkers.
Brahms zèlf dirigeerde de première in Meiningen op 25 oktober 1885. Het werk werd goed ontvangen en is altijd populair gebleven. Eerder had hij het stuk voor een klein publiek gespeeld in een versie voor twee piano’s. Brahms' vriend Max Kalbeck maakte melding van het feit dat de criticus
Eduard Hanslick, nadat hij het eerste deel gehoord had, had gezegd dat hij de hele tijd het gevoel had dat hij van twee ongelooflijk intelligente mensen een pak slaag kreeg.